„Allemaal knielen en vijf Onze Vaders bidden“. Deze woorden moeten veel oudere Noordwijkerhouters nog vers in het geheugen liggen. Pastoor Van der Waarden van de Jozefparochie
sprak ze uit vlak na de Tweede Wereldoorlog. Het was pas kermis geweest in „Noortwijck in de Houte“ en de pastoor had het hazepad gekozen om de wilde kermistaferelen niet te
hoeven aanschouwen. Toen hij die dag laat thuis kwam, werd hij echter door derden geïnformeerd over de gedragingen van Noordwijkerhouters op de kermis. Getrouwde vrouwen zouden met andere
mannen hebben gedanst. Tijdens de Heilge Missen in het weekeinde na de kermis dwong pastoor Van der Waarden zijn gelovigen te knielen en vijf Onze Vaders als boetedoening te bidden terwijl hij
riep: „Heer, red Noordwijkerhout“.
Het rijke Roomse leven heeft in Noordwijkerhout ook een aantal passen terug moeten doen, zij het wat later dan in de omliggende plaatsen. De tijd van de Noordwijkerhoutse
„Fernandellen“ - de dorpspastoors die het voor het zeggen hadden - is nog maar kort voorbij. Men denke dan aan de woorden van pastoor Van der Waarden en niet in de laatste plaats
aan de gedragingen van de eerste pastoor Quant van de Sint Jozefparochie.
Die Jozefparochie bestaat 9 december 1976 zestig jaar. Gelegenheid om even stil te blijven staan bij de ontwikkeling van het katholicisme in Noordwijkerhout in de loop der eeuwen. Vast punt in
de geschiedschrijving is de bouw van het zogenaamde Witte kerkje in Noordwijkerhout aan het begin van de dertiende eeuw.
Een eeuw later wordt ook melding gemaakt van een kapel in het Langeveld en van een huiskapel van de heren van Boeckorst, terwijl de roemrijke abdij Leeuwenhorst in dezelfde streek was gelegen.
Tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw (reformatie) komt het katholieke Witte Kerkje in handen van de protestanten. Patroonheiligen van het Witte Kerkje waren Petrus en Paulus.
Katholieken (in 1976 nog ongeveer 80 procent van de bevolking) in Noordwijkerhout waren gedoemd vanaf de reformatie tot aan de tweede helft van de negentiende eeeuw hun eucharistievieringen
te vieren in zogenaamde schuilkerken (o.m. boerderijen). Nadat de Bisschoppelijke hiërarchie na 1853 weer enigszins was hersteld, verscheen in Noordwijkerhout - zij het tussen bomen en
enigszins van de weg gelegen - een nieuwe katholieke kerk: de Sint Victorkerk.
Ondermeer door een uitbreiding van de Noordwijkerhoutse dorpskom werd de bouw van een tweede kerk aan het begin van de 20ste eeuw noodzakelijk. Kapelaan Quant van de Victorkerk werd door de
bisschop A. Callier van het bisdom Haarlem benoemd tot bouwpastoor. Er werd een stuk duingebied aangekocht voor een bedrag van 20.000 gulden van de Graaf van Lijnden in Lisse. De grond
maakte deel uit van het landgoed „De Boekhorst“. Aanvankelijk stond de kerk als enig bouwwerk op enige afstand van de dorpskern in het duingebied.
Op 7 juli 1916 werd de eerste steen gelegd voor de „noodkerk“, want de bedoeling was dat het pand slechts dertig jaar dienst zou doen. De kosten moesten zo veel mogelijk worden
gedrukt. Toch verscheen een vrij grote kerk in het duingebied. Tijdens de bouwwerkzaamheden stortte overigens de gehele dakconstructie in. Ook later nog hadden parochianen er een hard hoofd in
met storm naar de kerk te gaan, omdat het dak dan vreselijk kraakte.
Pastoor Quant werd in 1936 opgevolgd door pastoor H.J. Maas. Pastoor Maas was ongetwijfeld een van zuinigste Noordwijkerhoutse pastoors. Op de schoorsteenmantel, zo zegt men, lagen stapeltjes
bankbiljetten die nauwkeurig waren geteld. Elk stapeltje had zijn eigen doel: voor het personeel, onderhoud kerk, enz.
De Sint Jozefparochie was een arme parochie. De rijkere bollenboeren woonden aan de zijde van de Victorparochie en bezochten de Victorkerk. Aan de zijde van de Jozefparochie woonden veelal
arbeiders. Pas na de Tweede Wereldoorlog wordt de finaciële positie van de Jozefparochie beter. Pastoor C.G. Standenmeyer (die in 1955 Van der Waarden opvolgt) heeft de parochie
finacieel gesaneerd. In zijn tijd wordt de kerk, die in verval dreigt te geraken, evenals de pastorie grondig opgeknapt. Ondanks grote investeringen in de vernieuwing van kerk en pastorie wist
pastoor Standenmeyer de totale lasten van de parochie te verlagen. Dat is mede te danken aan de gulle bijdragen van de Noordwijkerhouters. Het interieur van de kerk werd geheel vernieuwd,
evenals de uit straattegels bestaande paden. Inmiddels werden er door de Jozefparochie ook scholen gesticht.
Het aantal verenigingen nam drastisch toe. De klemtoon van de Noordwijkerhoutse activiteiten lag in de Jozefparochie. De Victorkerk dreigde leeg te lopen en daardoor brodeloos te worden.
Op last van de bisschop had voor de zestiger jaren een grenswijziging plaats, waardoor een groot gebied van de Jozefparochie bij de Victorparochie werd getrokken. En dat werd de Victorparochie
niet in dank afgenomen. In 1967 ging pastoor Standemeyer met emeritaat. Hij werd opgevolgd door pastoor Van den heuvel die een jaar later overleed. Tot 31 juli 1975 was dr. F.J.C. Holthuizen
parochieherder. Vanaf die datum is de heer Th.J.J. Stekelenburg pastoor van de Jozefparochie.